ECLI:NL:CBB:2018:11
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing en uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetaling 2015; onjuiste vaststelling van subsidiabele oppervlakte
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 januari 2018, zijn de zaken 16/1106 en 16/1107 aan de orde. De appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot de toewijzing en uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2015. De appellant had een Gecombineerde Opgave ingediend en verzocht om toewijzing van betalingsrechten voor verschillende percelen, maar de minister heeft bij de primaire besluiten en de bestreden besluiten de oppervlakte van de percelen niet volledig in aanmerking genomen, omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden voor subsidiabele hectares. De appellant betwistte de vastgestelde perceelsgrenzen en stelde dat de minister ten onrechte de oppervlakte van zijn percelen had verlaagd.
Tijdens de zitting op 15 januari 2018 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de perceelsgrenzen niet correct waren vastgesteld en dat er sprake was van overlappen met de opgave van een stichting die het omringende bos beheert. Het College heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de minister onvoldoende zorgvuldig had gehandeld bij de vaststelling van de perceelsgrenzen en de subsidiabele oppervlakte. Het College heeft vastgesteld dat de minister niet had aangetoond dat de appellant benadeeld was door de vastgestelde grenzen en dat de greppel tussen perceel 22 en 23 ten onrechte niet als landbouwareaal was aangemerkt.
Het College heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en deugdelijkheid in de besluitvorming van bestuursorganen, vooral bij de vaststelling van subsidiabele oppervlakten in het kader van landbouwsteun.