Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2018 in de zaak tussen
[appellant] , te [woonplaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Rij mij maar dood”. Ik zei tegen de man: “
Waar slaat dit op. Wat is je naam”. Hierop kreeg ik geen reactie.
Als gevolg van de mishandeling heb ik de inspectie moeten staken en heb niet kunnen vaststellen welke gewasbeschermingsmiddelen er zijn gebruikt en of de gewasbeschermingsmiddelen ook volgens hun voorschriften werden gebruikt.
Op maandag 26 mei 2014 was ik aan het sproeien met Bortrac. (…) Ik zag op een gegeven moment dat er een auto stil bleef staan op het fietspad naast ons stuk land met bieten. Ik meende waar te nemen dat deze auto een stukje door het bietenveld reed. De auto stond in mijn werkgebied en ik zag dat hij reed en vervolgens stopte. (…) Ik zag dat deze bestuurder zijn met een omhooggestoken middelvinger liet zakken. Ik werd op dat moment pissig omdat we al zoveel beleefd hebben met dit stuk land en verkeer wat maar te pas en te onpas over het fietspad rijd en door onze gewassen naast het fietspad. (…) Ik naderde de man en zei: “Je hebt hier niets te zoeken met je auto”. Ik denk dat ik nogal dreigend op hem afkwam want ik zag dat hij terug deinsde. Ik hoorde dat de man tegen mij zei: “Ik mag hier wel zijn”. Ik zag dat hij terug liep naar zijn auto en in de auto stapte. Ik liep toen voor deze personenauto langs. Toen ik voor de auto stond, meen ik dat de bestuurder toen even jennend extra gas gaf. Ik zei en gebaarde toen tegen hem: “Nou kom maar dan” en hierbij wenkte ik hem met mijn hand. De bestuurder reed hierop ca 2 meter naar voren. Ik zag dat hij “nee” schudde met zijn hoofd en dat hij vervolgens achteruit op het fietspad reed en keerde.
A: Dat is niet waar, ik heb die man nog nooit eerder gezien. Ik zei: “Vort hier, met die auto, je hebt hier met die auto niets te zoeken”. Ik was boos. Ik hoorde hem zeggen dat hij hier gewoon mocht zijn. Ik zei: “Je moet hier wegwezen, je hebt hier niks te zoeken met die auto. Dit is een fietspad”. Ik ben met hem meegelopen naar zijn auto hierbij hebben over en weer stevig tegen elkaar gesproken. Ik heb hierbij met mijn vinger in de lucht gewezen als zijnde in een gebaar van: wegwezen. Dat zal misschien dreigend over gekomen zijn bij die man. Ik zag dat hij in zijn auto stapte.
(…)”