Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2018 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
€ 1000,-.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gaat het om de herroeping van proceskostenvergoedingen die eerder waren toegekend aan drie appellanten, die bezwaar hadden gemaakt tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellanten, bestaande uit twee maatschappen en een V.O.F., hadden bezwaar gemaakt tegen een heffing en een bonus die verband hielden met de Regeling Fosfaatreductieplan 2017. De minister had hen eerder een heffing opgelegd en een bonus toegekend, maar later de besluiten op bezwaar herroepen, wat leidde tot de huidige procedure.
De appellanten voerden aan dat zij onomkeerbare investeringen hadden gedaan en dat de Regeling hen onevenredig benadeelde. Tijdens de zitting op 12 april 2018 waren de appellanten niet aanwezig, maar de minister was vertegenwoordigd door gemachtigden. Het College overwoog dat de besluiten van de minister op 29 september, 19 oktober en 26 oktober 2017 in rechte vaststonden, omdat daartegen geen rechtsmiddelen waren aangewend. Het College oordeelde dat de minister geen reden had om de bezwaarkosten niet toe te kennen, nu de besluiten niet waren herroepen vanwege een aan hem te wijten onrechtmatigheid.
Uiteindelijk oordeelde het College dat de bestreden besluiten vernietigd moesten worden, waardoor de appellanten weer recht hadden op de eerder toegekende proceskostenvergoeding. Het College veroordeelde de minister tot betaling van de proceskosten van de appellanten, vastgesteld op € 1000,-, en droeg hem op het griffierecht van € 338,- aan de appellanten te vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 april 2018.