In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in twee samenhangende beroepen (zaaknummers 16/1096 en 16/1097) van een appellante, een actieve landbouwer, tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had aanvragen ingediend voor toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale Reserve voor jonge landbouwers op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De minister had in eerdere besluiten, gedateerd op 28 april 2016 en 8 november 2016, de aanvragen van appellante afgewezen en haar bezwaren ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 17 januari 2018 is appellante, ondanks een bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334,- en de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 501,-.
Het College heeft in zijn overwegingen erkend dat de minister de onrechtmatigheid van de bestreden besluiten heeft erkend, wat heeft geleid tot de gegrondverklaring van de beroepen. De proceskosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de beroepen als samenhangende zaken zijn beschouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.