ECLI:NL:CBB:2018:406

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
17/895
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor zonneboiler op basis van moment van aanschaf

In deze zaak heeft appellante, een particulier, een aanvraag ingediend voor subsidie voor de aanschaf van een zonneboiler op basis van de Regeling ISDE. De aanvraag werd door de minister van Economische Zaken afgewezen, omdat de zonneboiler was aangeschaft vóór 1 januari 2016. Appellante was van mening dat het moment van aanschaf pas bepaald werd op het moment van betaling van de factuur, en dat zij de subsidie pas kon aanvragen nadat de factuur was betaald.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat volgens de Regeling ISDE de aanvraag moet worden afgewezen als de zonneboiler vóór 1 januari 2016 is aangeschaft. Het College oordeelde dat het moment van aanschaf niet samenvalt met het moment van betaling, maar met het moment waarop de koopovereenkomst is gesloten. Appellante had op 31 augustus 2015 ingestemd met de offerte voor de zonneboiler, wat betekende dat zij zich juridisch had verbonden aan de aankoop.

De uitspraak werd gedaan op 7 augustus 2018, waarbij het College het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/895
27300

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 augustus 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , appellante

en

de minister van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Essen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2016 heeft verweerder de aanvraag om verlening van subsidie afgewezen.
Bij besluit van 18 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2018. Appellante is in persoon verschenen, vergezeld door [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 2 oktober 2016 heeft appellante een aanvraag ingediend voor subsidie voor een zonneboiler op basis van verweerders Regeling van 14 december 2015, tot wijziging van de Regeling nationale EZ-subsidies in verband met de invoering van de investeringssubsidies voor kleine installaties voor duurzame energieproductie (Regeling ISDE).
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante de zonneboiler heeft aangeschaft voor 1 januari 2016. Als moment van aanschaft geldt het tijdstip waarop appellante de koop heeft gesloten dan wel de bestelling heeft geplaatst. Dat is namelijk het moment waarop de verplichtingen, die over en weer uit de overeenkomst tot aankoop voortvloeien, voor beide partijen juridisch bindend werden.
3. Volgens appellante is het moment van aanschaf het tijdstip van betaling van de factuur. De investering is pas gedaan, wanneer deze is betaald. Zij moet het bewijs van de verrichte investering bij de aanvraag indienen. De aanvraag kan zij dus pas indienen nadat zij de factuur heeft betaald. De toelichting in de Regeling bevestigt dat particulieren de subsidie kunnen aanvragen na de installatie en betaling van de factuur.
4.1
Het College stelt voorop dat artikel 4.5.12, tweede lid, sub b, van de Regeling ISDE verweerder verplicht de aanvraag af te wijzen als de zonneboiler vóór 1 januari 2016 is aangeschaft. Anders dan appellante heeft aangevoerd, is voor het moment van aanschaf niet bepalend wanneer de factuur is betaald.
4.2
Op 9 juli 2015 heeft de installateur de zonneboiler aan appellante geoffreerd. Deze offerte was tot 1 september 2015 geldig. Ter zitting heeft appellante bevestigd, dat zij op 31 augustus 2015 met de offerte heeft ingestemd, en (voor het eerst) aangevoerd dat aan die instemming een mondeling voorbehoud was verbonden. Bewijs daarvoor heeft zij niet geleverd, zodat het College ervan uitgaat dat de instemming een onvoorwaardelijk karakter droeg.
4.3
De boiler is in de loop van 2016 in overeenstemming met de offerte geleverd en door appellante betaald. Onder die omstandigheden moet het College het er voor houden dat appellante op 31 augustus 2015 overeenstemming had bereikt over de koop (en installatie) van de boiler en zich daardoor had gebonden aan de afname en betaling ervan. Dat was daarmee het moment waarop zij de boiler aanschafte, zodat verweerder haar aanvraag terecht heeft afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, mr. R.C. Stam en mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. P.M. Beishuizen