Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
27300
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vereniging en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de toekenning van een subsidie voor het plaatsen van zonnepanelen. De vereniging had op 11 maart 2016 een subsidieaanvraag ingediend, die was goedgekeurd voor een bedrag van € 3.996,65. Echter, in augustus 2017 besloot de minister de subsidie op nihil vast te stellen en het subsidiebedrag terug te vorderen, omdat de zonnepanelen niet waren geplaatst volgens de voorwaarden van de subsidieaanvraag. De vereniging had namelijk een andere leverancier ingeschakeld dan oorspronkelijk was opgegeven in de aanvraag.
De vereniging ging in beroep tegen het besluit van de minister, maar het College oordeelde dat de minister terecht had besloten de subsidie te verlagen en terug te vorderen. Het College stelde vast dat de wijziging van leverancier een essentiële wijziging was die in strijd was met de subsidievoorwaarden. De vereniging voerde aan dat de minister een verkeerde afweging had gemaakt tussen het doel van de subsidieregeling en de strikte regels, maar het College oordeelde dat de belangenafweging van de minister niet onevenredig nadelig was voor de vereniging.
Het College concludeerde dat de vereniging niet had voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden en dat er geen sprake was van overmacht. De uitspraak bevestigde dat het op de weg van de vereniging lag om zich tijdig te oriënteren op de voorwaarden van de subsidie en dat het nalaten hiervan voor haar rekening kwam. Het beroep van de vereniging werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.