ECLI:NL:CBB:2018:566
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A.M. van den Berk
- A. Venekamp
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Toekenning van betalingsrechten aan jonge landbouwers en de geldigheid van grondgebruikersverklaringen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 oktober 2018, staat de toekenning van betalingsrechten voor jonge landbouwers centraal. Appellante, een maatschap bestaande uit [naam 1], [naam 2] en [naam 3], heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar aanvraag voor uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2016 werd afgewezen. De minister had geoordeeld dat appellante op de peildatum van 15 mei 2016 niet over de benodigde juridische titel beschikte om het perceel 107 in gebruik te hebben, omdat een grondgebruikersverklaring de rechten op dat perceel teruglegde bij de vorige eigenaar, [naam 4].
De zaak kwam voor het College na een procesverloop waarin appellante bezwaar had gemaakt tegen de besluiten van de minister. Tijdens de zitting op 17 september 2018 werd de zaak besproken, waarbij ook de erven van [naam 4] als derde-belanghebbenden betrokken waren. Het College oordeelde dat de erven geen rechtstreeks belang hadden bij de toekenning van de betalingsrechten aan appellante.
Het College concludeerde dat de grondgebruikersverklaring, die op 1 november 2013 was getekend, nog steeds van kracht was en dat appellante op de peildatum niet over de benodigde rechten beschikte. De minister had terecht geoordeeld dat perceel 107 niet tot het bedrijf van appellante behoorde en dat er geen recht op betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers was. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.