ECLI:NL:CBB:2018:651

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
17-1712
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een instelling voor het bijhouden van een dochterstamboek voor het paardenras Haflinger en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Koninklijke Vereniging 'Het Nederlandse Trekpaard en De Haflinger'. De zaak betreft de erkenning van het Nederlands Haflinger Paarden Stamboek (NHPS) als instelling voor het bijhouden van een stamboek voor het Haflinger ras. Het primaire besluit van de minister om de aanvraag van NHPS af te wijzen, werd later herroepen, waardoor NHPS erkend werd. De Koninklijke Vereniging heeft bezwaar gemaakt tegen deze erkenning, maar tijdens de zitting werd duidelijk dat zij en NHPS zich niet als concurrenten beschouwen. Hierdoor heeft het College geoordeeld dat de Koninklijke Vereniging geen procesbelang meer heeft in deze zaak. Het College heeft het beroep van de Koninklijke Vereniging dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 17/1712
7801

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

27 november 2018 in de zaak tussen

de Koninklijke Vereniging “Het Nederlandse Trekpaard en De Haflinger”, te Rosmalen, appellante
(gemachtigde: H.F.M. van Rossum),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Ördögh).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de vereniging
Nederlands Haflinger Paarden Stamboek(NHPS), te Winterswijk.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van het Nederlands Haflinger Paarden Stamboek (NHPS) om erkenning als instelling voor het bijhouden van een stamboek voor het paardenras Haflinger, als dochter van het stamboek van oorsprong van Haflinger Pferdezuchtverband Tirol (HPT), afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van NHPS gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en NHPS erkend als instelling voor het bijhouden van een stamboek voor het Haflinger ras als dochter van het stamboek van oorsprong HPT (de erkenning van NHPS).
Bij brief van 21 augustus 2017 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft deze brief met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht als beroepschrift doorgestuurd naar het College. Het College heeft het beroep geregistreerd onder nummer AWB 17/1712.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor appellante zijn tevens verschenen
[naam 1] en [naam 2] . Voor de derde-partij is verschenen [naam 3] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Naast NHPS, is appellante sinds 21 november 2017 door verweerder erkend als instelling voor het bijhouden van een stamboek voor het paardenras Haflinger als dochter van HPT.
3. Ter zitting is van de zijde van appellante, daarnaar door het College gevraagd, medegedeeld dat appellante en NHPS zich niet als concurrenten van elkaar beschouwen en dat appellante de erkenning van NHPS niet langer bestrijdt. In deze omstandigheden is het procesbelang van appellante aan de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit komen te ontvallen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, mr. B. Bastein en mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. L. ten Hove, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.
w.g. R.R. Winter w.g. L. ten Hove