Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2018 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 3.112,- aan stierenpremie en een totale slachtpremie van ongeveer € 1.758,-. Nu, zoals evenmin in geschil is, GLB-inkomenssteun alleen wordt verstrekt als sprake is van een landbouwbedrijf, moet worden geoordeeld dat appellant [naam 3] eerder dan vijf jaar voorafgaand aan de eerste indiening van de aanvraag in het kader van de basisbetaling een landbouwbedrijf heeft opgericht en om die reden niet voldoet aan het bepaalde in artikel 50, tweede lid, aanhef en onder a, van Verordening 1307/2013. Hetgeen appellanten in de memo van hun accountant van 9 februari 2018 hiertegenover hebben gesteld en meer in het bijzonder dat appellant [naam 3] in 2005 voor een stierenmester een periode van twee à drie maanden stieren zou hebben verzorgd, dat appellant [naam 3] geen eigenaar van deze stieren is geweest maar ze alleen heeft gevoerd en op zijn UBN heeft gehouden en dat de premies zijn verrekend met de eigenaar van de stieren, neemt niet weg dat, zoals overwogen, GLB-inkomenssteun alleen wordt verstrekt aan een landbouwbedrijf, zodat dit niet kan leiden tot een ander oordeel.