In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Elis Nederland B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. Het geschil betreft de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar dat door appellante was ingediend tegen een besluit van de minister. Het primaire besluit, genomen op 28 juni 2018, weigerde de voortgangsverklaring 2017 op grond van de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie MJA3 aan appellante af te geven. Appellante heeft op 20 september 2018 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Het College heeft vastgesteld dat appellante op 2 augustus 2018 een e-mail heeft verzonden waarin zij haar bezwaar tegen het primaire besluit kenbaar maakte. De minister stelde echter dat deze e-mail niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, omdat de elektronische weg niet expliciet was opengesteld voor het indienen van bezwaarschriften. Het College oordeelde echter dat de e-mail van appellante ondubbelzinnig aangaf dat zij het niet eens was met het besluit van 28 juni 2018 en dat deze e-mail als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. Het College concludeerde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
De uitspraak van het College was dat het beroep gegrond werd verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de minister werd opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 338,- aan appellante te vergoeden.