Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2019 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
‘Ja, ik ben in 2017 niet actief als agrarisch ondernemer. Er worden, bedrijfs- of hobbymatig, op 1 april 2017 géén dieren gehouden en vanaf 15 mei 2017 is er geen grond in gebruik’heeft aangevinkt. Appellante stelt dat zij op 10 mei 2017 slechts ter correctie van de op 3 mei 2017 ingediende aanvraag een perceel weiland wilde intekenen. Bij het opnieuw verzenden van de Gecombineerde opgave is er per ongeluk een kruisje komen te staan bij bovengenoemd vakje. Tevens betoogt appellante dat de uitbetalingsrechten een wezenlijk deel van haar inkomen zijn en dat door het missen daarvan het bestaansrecht van de onderneming in gevaar kan komen.
nr. 809/2014), gelezen in samenhang met artikel 13 van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU)
nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (Verordening (EU) nr. 640/2014) en artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB). Na het indienen van een Gecombineerde opgave, indien dit goed is verlopen, ontvangt de aanvrager een ontvangstbevestiging.
3 augustus 2017 niet is verstuurd binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn, is deze niet tijdig ingediend. Niet gebleken is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.
nr. 809/2014 is, gelet op de bewoordingen van dat artikel, in een geval als dit pas aan de orde als een betalingsaanvraag is ingediend. In de Gecombineerde opgave van 10 mei 2017 is geen steunaanvraag gedaan. Voor de beoordeling bij die aanvraag of sprake was van een kennelijke fout is daarom geen plaats (uitspraak van het College van 6 maart 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:68).Verweerder heeft de aanvraag van 3 augustus 2017 naar het oordeel van het College dan ook terecht afgewezen.