ECLI:NL:CBB:2019:342
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting op rechtstreekse betalingen GLB wegens niet-naleving door loonwerker
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een stille maatschap. De zaak betreft de oplegging van een randvoorwaardenkorting van 20% op de rechtstreekse betalingen voor het jaar 2016, omdat een door appellante ingeschakelde loonwerker glyfosaat had toegepast op sloottaluds, wat in strijd is met de wettelijke gebruiksvoorschriften. De minister had eerder een besluit genomen op 27 juli 2017, waarin deze korting werd vastgesteld, en dit werd in een later besluit op 10 oktober 2017 bevestigd, ondanks het bezwaar van appellante.
Tijdens de zitting op 7 mei 2019 heeft appellante betoogd dat de loonwerker normaal gesproken goed werk levert en dat het gebruik van glyfosaat op de taluds niet de bedoeling was. Het College heeft echter geoordeeld dat appellante aansprakelijk is voor de niet-naleving, omdat zij niet voldoende toezicht heeft gehouden op de loonwerker en geen duidelijke instructies heeft gegeven over de naleving van de randvoorwaarden. Het College heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is bepaald dat een steunontvanger aansprakelijk kan worden gesteld voor inbreuken door derden die in zijn opdracht werken.
Het College heeft ook de hoogte van de randvoorwaardenkorting beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht een korting van 20% heeft opgelegd, aangezien er sprake was van opzettelijke niet-naleving. Appellante's verzoek om de korting te verlagen naar 3% werd afgewezen, omdat de ernst en de aard van de niet-naleving niet voldoende reden gaven voor een lagere korting. Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.