ECLI:NL:CBB:2019:43
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bestuurlijke boete opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft appellante, een vennootschap onder firma, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 14 juli 2017 haar beroep tegen een bestuurlijke boete ongegrond verklaarde. De boete was opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Meststoffenwet in 2013. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld, maar appellante was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 24 januari 2019 zijn beide partijen niet verschenen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. Het College heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. Het College heeft het primaire besluit, dat de bestuurlijke boete oplegde, herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 501,- aan appellante te vergoeden.
De uitspraak van het College is gemotiveerd door de mededeling van de minister, die op 15 januari 2019 per fax het College op de hoogte stelde dat het primaire besluit zou worden herroepen, waardoor de boete volledig vervalt. Het College heeft geoordeeld dat het hoger beroep slaagt en dat de rechtbank onterecht het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 januari 2019 door de rechters R.C. Stam, B. Bastein en I.M. Ludwig, in aanwezigheid van griffier L. van Gulick.