ECLI:NL:CBB:2019:532
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante, een melkveehouder, had beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet. Het primaire besluit van 3 januari 2018 stelde het fosfaatrecht vast op 10.364 kg, wat later werd verhoogd naar 11.035 kg na bezwaar. Appellante stelde dat de dieraantallen in het bestreden besluit te laag waren vastgesteld en dat het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantastte, wat in strijd zou zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
Het College oordeelde dat appellante met een deel van haar investeringen vooruitgelopen was op de benodigde vergunning voor de volledige uitbreiding van haar bedrijf. De investeringen betroffen een aanzienlijke uitbreiding van 100 naar 520 melkkoeien, maar op de peildatum beschikte zij niet over de benodigde vergunning. Het College concludeerde dat de investeringen niet voldoende onderbouwd waren en dat de financiële rapportage van appellante niet de gewenste waarde had. Het beroep van appellante op artikel 1 van het EP werd afgewezen, maar het College oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven omdat de vergoeding voor de kosten van de deskundige in bezwaar niet was toegekend. Het College veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van appellante en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor melkveehouders om voorzichtig te zijn bij investeringen in uitbreiding, vooral in het licht van veranderende wetgeving en vergunningseisen. Het College bevestigde dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met het recht op eigendom, mits er geen sprake is van een individuele en buitensporige last.