ECLI:NL:CBB:2019:575
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- M. van Duuren
- A. El Markai
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrecht en individuele buitensporige last in de melkveehouderij
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gaat het om de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante, een biologisch melkveebedrijf. Bij besluit van 10 januari 2018 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 4044 kilogram. Na een melding van bijzondere omstandigheden heeft de minister op 23 augustus 2018 het bezwaar van appellante deels gegrond verklaard en het fosfaatrecht verhoogd naar 4173 kilogram. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat het fosfaatrechtenstelsel een schending oplevert van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP), omdat zij een individuele buitensporige last ervaart.
De rechtbank heeft de relevante bepalingen van de Meststoffenwet en het EP besproken. Appellante heeft betoogd dat de minister bij de vaststelling van het fosfaatrecht geen rekening heeft gehouden met haar uitbreidingsplannen en de investeringen die zij heeft gedaan. De minister heeft echter betwist dat er sprake is van een individuele en buitensporige last, en heeft aangevoerd dat de omstandigheden voor rekening en risico van appellante komen, vooral omdat zij na de peildatum extra grond heeft gepacht.
Het College heeft geoordeeld dat de keuze voor gefaseerde groei en de omstandigheden van appellante niet leiden tot een uitzondering op het wettelijke uitgangspunt dat het fosfaatrecht wordt vastgesteld op basis van het aantal dieren op de peildatum. Het College heeft geconcludeerd dat van strijd met artikel 1 van het EP niet is gebleken en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1024,-.