6.2Aan de afwijzing van de aanvraag om uitbetaling van de extra betaling jonge landbouwers heeft verweerder ten grondslag gelegd dat deze betaling kan worden toegekend voor een periode van ten hoogste vijf jaar, gerekend vanaf het moment van vestiging. Als, zoals in dit geval, meerdere jonge landbouwers op verschillende momenten zeggenschap krijgen over een landbouwbedrijf, wordt de eerste gelegenheid waarbij zeggenschap wordt verworven, beschouwd als het moment van vestiging. Nu de eerste jonge landbouwer, [naam 4] , op 1 januari 2010 zeggenschap heeft verkregen in de vennootschap, wordt dat moment beschouwd als het moment van vestiging. De extra betaling jonge landbouwers wordt voor maximaal vijf jaar toegekend, gerekend vanaf het moment van de vestiging. Om die reden bestaat er in het jaar 2016 geen recht meer op de extra betaling voor jonge landbouwers. Dat de op 1 januari 2013 tot de vennootschap toegetreden vennoot eveneens voldoet aan het leeftijdscriterium voor jonge landbouwers en in het jaar 2016 nog geen vijf jaar zeggenschap heeft gehad in een landbouwbedrijf maakt dit niet anders, aldus verweerder.
6.3.1Onder “jonge landbouwers” worden in artikel 50, tweede lid, aanhef en onder a, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013), voor zover hier van belang, verstaan natuurlijke personen die voor het eerst als bedrijfshoofd een landbouwbedrijf oprichten of die al zo’n bedrijf opgericht hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling.
6.3.2De extra betaling voor jonge landbouwers wordt per landbouwer gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar toegekend. Deze periode wordt verminderd met het aantal jaren dat is verstreken tussen de in het tweede lid, onder a), bedoelde vestiging en de eerste indiening van de aanvraag van betaling voor jonge landbouwers (artikel 50, vijfde lid, van Verordening 1307/2013).
6.3.3Eén van de eisen om als jonge landbouwer te kunnen worden aangemerkt, is - kort gezegd - dat deze een daadwerkelijke, langdurige zeggenschap over de rechtspersoon moet kunnen uitoefenen tijdens elk jaar van de door de rechtspersoon ingediende aanvraag voor de betaling in het kader van de regeling voor jonge landbouwers (artikel 49, eerste lid, aanhef en onder b, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (Verordening 639/2014)).
6.3.4Indien meerdere in het eerste lid, eerste alinea, onder b), bedoelde jonge landbouwers op verschillende momenten zeggenschap over de rechtspersoon hebben verworven, wordt de eerste gelegenheid waarbij zeggenschap is verworven, beschouwd als het moment van “vestiging” als bedoeld in artikel 50, vijfde lid, tweede zin, van Verordening 1307/2013 (artikel 49, vierde lid, van Verordening 639/2014).
6.3.5Voor de toepassing van artikel 49 van Verordening 639/2014:
a. a) wordt een verwijzing in artikel 50, vierde tot en met tiende lid, van Verordening 1307/2013 naar een “landbouwer” gelezen als een verwijzing naar de in het onderhavige artikel bedoelde rechtspersoon;
b) wordt de verwijzing in artikel 50, tweede lid, onder a, van Verordening 1307/2013 naar de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling gelezen als een verwijzing naar de eerste aanvraag van de rechtspersoon voor de betaling in het kader van de regeling voor jonge landbouwers;
c) wordt, onverminderd het vierde lid van het onderhavige artikel, de verwijzing in artikel 50, vijfde lid, tweede zin, van Verordening 1307/2013 naar de “vestiging” gelezen als een verwijzing naar de vestiging van de jonge landbouwers die overeenkomstig het eerste lid, eerste alinea, onder b, van het onderhavige artikel zeggenschap hebben over de rechtspersoon (artikel 49, derde lid, van Verordening 639/2014).
6.3.6Op grond van artikel 50 van Verordening 639/2014 is artikel 49 van die verordening van overeenkomstige toepassing op een groep natuurlijke personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, van Verordening 1307/2013 die voldoet aan de in artikel 49, eerste lid, onder a, van Verordening 639/2014 gestelde vereisten.