Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verweerder heeft de aanvraag om uitbetaling van betalingsrechten, de vergroeningsbetaling en de extra betaling jonge landbouwer afgewezen, omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarde van actieve landbouwer. Appellante stond namelijk op uiterlijk 15 mei 2017 niet met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven. Ook heeft verweerder erop gewezen dat appellante niet met een accountantsverklaring heeft aangetoond dat haar landbouwactiviteiten een belangrijk deel zijn van haar totale economische activiteit.
Appellante heeft verder ook niet met behulp van een accountantsverklaring aangetoond dat de landbouwactiviteiten een niet onaanzienlijk deel uitmaakten van de totale economische activiteiten. Dat zij bij het indienen van de Gecombineerde opgave 2017 een verklaring van haar administratiekantoor heeft gevoegd, zoals appellante (eerst) ter zitting heeft betoogd en verweerder gemotiveerd heeft betwist, leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat deze verklaring zich evenmin in het dossier bevindt, kan deze niet worden aangemerkt als een accountantsverklaring in de zin van artikel 2.3 van de Uitvoeringsregeling, gelezen in samenhang met artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening 1307/2013. Daarvoor is nodig dat deze verklaring gegevens bevat over de inkomsten van appellante uit (niet)landbouwactiviteiten. Zoals appellante ter zitting heeft erkend, ontbreken deze benodigde financiële gegevens in de verklaring van het administratiekantoor. De enkele verklaring van een administratiekantoor dat sprake is van landbouwactiviteiten, voldoet dan ook niet.