ECLI:NL:CBB:2020:206
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- M. van Duuren
- M.A.A. Traousis
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de gevolgen voor melkveehouderij in het licht van gemeentelijke beperkingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 31 maart 2020, zaaknummer 18/2722, staat de appellante, een melkveehouderij, centraal. Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar fosfaatrecht werd vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. De minister had eerder een besluit genomen dat het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde. De zaak draait om de vraag of het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last oplegt aan appellante, die in een laat stadium een aanzienlijke financieringsverplichting is aangegaan en haar bedrijf heeft uitgebreid. Het College overweegt dat de gemeentelijke besluitvorming, waaronder de vestiging van een voorkeursrecht op de gronden van appellante, haar in een moeilijke positie heeft gebracht. Echter, de timing van de investeringen en de beslissing om het bedrijf te verplaatsen worden als problematisch beschouwd. Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt, en dat de beslissing om te investeren in de uitbreiding van het bedrijf een ondernemersbeslissing is waaraan risico's zijn verbonden. Het beroep van appellante op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden wordt afgewezen. Het College verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.