Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2020 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Niet in geschil is dat op 12 mei 2016 [naam 3] heeft geconstateerd dat chauffeur (…), werkzaam voor eiser, met een vrachtwagen die niet gereinigd en ontsmet was op de openbare weg reed.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Appellant keert zich in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank dat de minister op grond van het rapport van bevindingen terecht heeft vastgesteld dat hij artikel 30, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 31, eerste lid, van de Regeling preventie heeft overtreden. Het rapport van bevindingen vermeldt dat de toezichthouder een substantie heeft gezien en geroken die vermoedelijk afkomstig was van runderen. Volgens appellant duidt het woord ‘vermoedelijk’ op twijfel en is niet voldaan aan de voor het opleggen van boetes geldende bewijsmaatstaf dat het bestuursorgaan dat een boete oplegt moet aantonen dat een overtreding is begaan. Appellant stelt dat de ter zitting bij de rechtbank afgelegde verklaring over het gebruik van het woord ‘vermoedelijk’ in boeterapporten onjuist is. Het door de toezichthouder in dit verband genoemde beleid is niet vastgesteld of gepubliceerd en uit twee door appellant overgelegde rapportages met betrekking tot andere zaken blijkt dat het woord ‘vermoedelijk’ niet standaard werd gebruikt. Volgens appellant heeft de minister niet bewezen dat sprake is van mest afkomstig van runderen. Verder voert appellant aan dat de hoogte van de boete onevenredig is. Hiertoe heeft hij gewezen op zijn beperkte financiële draagkracht.
Beslissing
Bijlage
Indien binnen een tijdsbestek van vijf jaren door dezelfde persoon of rechtspersoon een eerder geconstateerde overtreding of een soortgelijke overtreding wordt herhaald, is de bestuurlijke boete gelijk aan de optelling van de voor die categorie overtredingen op te leggen boete en van de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.”