ECLI:NL:CBB:2020:447
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en knelgevallenregeling in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot de vaststelling van het fosfaatrecht. Het primaire besluit, genomen op 10 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 2274 kg. Na bezwaar en een vervolgbesluit op 19 oktober 2018, werd het fosfaatrecht opnieuw vastgesteld op 2376 kg. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarna de minister op 28 april 2020 een vervangingsbesluit heeft genomen, waarbij het fosfaatrecht gedeeltelijk werd gegrond verklaard.
De zitting vond plaats op 15 juni 2020, maar partijen hebben niet deelgenomen. De relevante bepalingen van de Meststoffenwet (Msw) zijn besproken, waarbij de minister het fosfaatrecht per 1 januari 2018 vaststelt op basis van de geregistreerde melkvee. Appellante heeft aangevoerd dat de alternatieve peildatum voor de knelgevallenregeling ten onrechte is vastgesteld op 2 september 2011, terwijl zij meent dat 30 januari 2012 een meer rechtvaardige datum zou zijn, gezien de ziekte van een van de maten van de maatschap.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat appellante niet voldoet aan de 5%-drempel van de knelgevallenregeling en dat de minister terecht geen fosfaatrechten heeft toegekend voor de negen zoogkoeien, aangezien deze niet onder de definitie van melkvee vallen. Het beroep tegen het vervangingsbesluit is ongegrond verklaard, en het College heeft bepaald dat de minister het betaalde griffierecht dient te vergoeden en in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld.