Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2020 in de zaak tussen
Firma [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
[adres] te [plaats] .
22 oktober 1998 die ziet op het veranderen van de inrichting. Zij hebben samen met de vader en de moeder appellante opgericht. In het voorjaar van 2015 is de financiering voor het melkveebedrijf geregeld en zijn de stal en melkstal opnieuw ingericht en zijn melkkoeien gekocht. Op de peildatum beschikte appellante over 37 melk- en kalfkoeien en 16 stuks jongvee.
2 juli 2015 aan de landbouwer verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een bedrijf voor het houden van melkvee of over een voor 2 juli 2015 door de landbouwer ingediende melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer voor het houden van melkvee (sub a) en tussen 1 januari 2014 en 2 juli 2015 is gestart met de productie van melk bestemd voor consumptie of verwerking (sub c). In de toelichting op het Besluit van 20 december 2017 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit (Stb. 2017, 521) is het volgende vermeld: