ECLI:NL:CBB:2020:520
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister, die dit recht op 10 februari 2018 had vastgesteld op 3.189 kg. De minister baseerde deze vaststelling op de dieraantallen die op de peildatum van 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. Appellante betoogde dat de minister artikel 72a van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet onjuist had toegepast en dat er sprake was van een individuele en buitensporige last door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel.
Het College overwoog dat appellante niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 72a, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit, aangezien de afname van het fosfaatrecht niet meer dan 3 procent was. Het College oordeelde dat de minister geen rekening hoefde te houden met nog niet gerealiseerde uitbreidingen van het bedrijf. De investeringen die appellante had gedaan, waren volgens het College gedaan na de peildatum en er was geen noodzaak aangetoond voor de omvangrijke uitbreiding van de veestapel. Het College concludeerde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wogen dan de belangen van appellante.
De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, maar dat het griffierecht aan appellante werd vergoed en dat verweerder in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van griffier mr. C.M.J. Rouwers.