Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 februari 2020 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- de verplichting dat een beer zo gehuisvest is dat hij zich kan omdraaien en andere varkens kan horen, ruiken en zien, waarvoor de korting 3% is;
- de verplichting dat de beschikbare vloeroppervlakte in het berenhok voldoet aan de minimale grootte, waarvoor de korting 3% is;
- de verplichting dat gelten na dekking en/of zeugen die in groepshuisvesting worden gehouden over de minimaal verplichte vloeroppervlakte beschikken, waarvoor de korting 3% is;
- de verplichting dat varkens die ouder zijn dan twee weken permanent over drinkwater kunnen beschikken, waarvoor de korting 3% is;
- de verplichting dat zeugen en gelten in groepen moeten worden gehouden vanaf vier weken na het dekken tot één week voor de verwachte werpdatum, waarvoor de korting 3% is.
Nu het Unierecht van toepassing is op de mogelijkheid tot matiging (of verhoging) van de randvoorwaardenkorting, gaat reeds hierom de door appellante gemaakte vergelijking met uitspraken van de Afdeling niet op.