In deze zaak heeft appellante, een landbouwondernemer, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2018. Het primaire besluit, genomen op 2 januari 2019, wees de aanvraag van appellante voor uitbetaling van de basisbetaling, vergroeningsbetaling en extra betaling voor jonge landbouwers af. Na bezwaar van appellante heeft de minister het primaire besluit herroepen, maar het bezwaar ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 22 september 2020 heeft appellante betoogd dat de percelen die door de minister zijn afgekeurd, ten onrechte niet als subsidiabel landbouwareaal zijn aangemerkt. De minister baseerde zijn beslissing op luchtfoto's die volgens appellante van onvoldoende kwaliteit zijn. Appellante heeft eigen foto's overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt dat de percelen wel degelijk subsidiabel zijn.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de minister terecht de percelen als niet-subsidiabel heeft aangemerkt. De beoordeling op basis van luchtfoto's voldeed aan de vereiste precisie en de door appellante overgelegde foto's gaven geen sluitend bewijs voor haar stelling. Het College heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van appellante en het betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.