ECLI:NL:CBB:2020:778

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
20/316
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van gronden

Op 3 november 2020 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een appellant, die hoger beroep had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de accountantskamer. De zaak betreft een klacht die was ingediend door de Koninklijke Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (Nba) tegen de appellant. Het hoger beroep was ingesteld op grond van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 zijn partijen niet verschenen.

De appellant had geen gronden ingediend bij het hogerberoepschrift, wat in strijd is met de vereisten van artikel 43a van de Wtra. De griffier had de appellant op 26 maart 2020 in de gelegenheid gesteld om deze gronden binnen vier weken in te dienen, maar er was geen reactie ontvangen. Pas op 29 september 2020 heeft de appellant aangegeven af te zien van het indienen van gronden vanwege uitzonderlijke maatschappelijke en persoonlijke omstandigheden. Het College heeft vervolgens gevraagd naar de verschoonbaarheid van het niet indienen van de gronden, maar ook hierop is geen antwoord gekomen.

Het College heeft vastgesteld dat er binnen de gestelde termijn geen gronden zijn ingediend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat de appellant niet in verzuim is geweest. Daarom heeft het College het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en is mede gebaseerd op hoofdstuk V van de Wtra.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/316

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2020 op het hoger beroep van:

[naam] , gevestigd te [plaats] , appellant,

(gemachtigde: mr. A.P.P. Witteveen)
tegen de uitspraak van de accountantskamer van 24 februari 2020, nummer 19/735 Wtra AK, gegeven op een klacht, tegen appellant ingediend door

de Koninklijke Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (Nba),

(gemachtigden: mr. G.M.C. Neuteboom-Klink en mr. D.G. Tersmette)

Procesverloop

Appellant heeft op grond van artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) hoger beroep ingesteld tegen de bovenvermelde uitspraak van de accountantskamer.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Wtra kan binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak van de accountantskamer hoger beroep worden ingesteld bij het College. In artikel 43a, eerste lid, van de Wtra is bepaald dat hoger beroep wordt ingesteld door het indienen van een beroepschrift bij het College. Op grond van artikel 43a, tweede lid, van de Wtra bevat het beroepschrift de gronden van het hoger beroep.
1.2
Gelet op de omstandigheid dat het hogerberoepschrift van appellant geen gronden bevat, is appellant bij aangetekend verzonden griffiersbrief van 26 maart 2020 in de gelegenheid gesteld deze gronden binnen vier weken, derhalve uiterlijk op 23 april 2020, in te dienen. Daarop is binnen die termijn geen reactie ontvangen.
1.3
Eerst bij brief van 29 september 2020 heeft appellant kenbaar gemaakt dat hij “vanwege de uitzonderlijke maatschappelijke omstandigheden en ook vanwege persoonlijke omstandigheden (heeft) afgezien van de indiening van gronden van beroep”. Bij brief van
30 september 2020 heeft het College gevraagd naar de mogelijke verschoonbaarheid voor het niet indienen van de gronden van beroep. Daarop is geen reactie ontvangen.
2. Het College stelt vast dat binnen de gestelde termijn geen hogerberoepsgronden zijn ingediend. Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, is niet gebleken. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. De beslissing op dit hoger beroep berust mede op hoofdstuk V van de Wtra.

Beslissing

Het College verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, mr. M.M. Smorenburg en
mr. H.S.J. Albers, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer