ECLI:NL:CBB:2020:854
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechtenstelsel en individuele en buitensporige last voor melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante, een vennootschap onder firma die een melkveehouderij exploiteert, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin het fosfaatrecht van de appellante was vastgesteld op 10.209 kg, gebaseerd op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. De appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was.
De rechtbank overwoog dat de bewijslast voor de stelling dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last oplevert bij de appellante ligt. De appellante had in beroep enkel aangevoerd dat er sprake was van een dergelijke last, zonder deze stelling te onderbouwen met argumenten die de motivering van het bestreden besluit zouden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond faalde, omdat er geen begin van argumentatie was verschaft waarom de motivering van het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, met mr. M.A.A. Traousis als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 november 2020.