In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 december 2020, zaaknummer 18/2964, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de knelgevallenregeling centraal. Appellante, een maatschap die een melkveehouderij exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 6.284 kg. Appellante stelt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt, vooral door de uitbraak van bovine virus diarree, die haar veestapel heeft aangetast. De minister heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor de knelgevallenregeling, omdat zij de drempel van 5% niet haalt.
Het College overweegt dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel noodzakelijk is en niet leidt tot ongeoorloofde staatssteun. Het College bevestigt dat de knelgevallenregeling correct is toegepast en dat appellante niet kan terugvallen op een vergelijking met een hypothetische situatie zonder bijzondere omstandigheden. De uitspraak verwijst naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat de lasten van het fosfaatrechtenstelsel niet automatisch als buitensporig worden aangemerkt, vooral niet wanneer de ondernemer zelf risico's heeft genomen bij investeringen.
De conclusie van het College is dat het beroep van appellante ongegrond is, omdat de belangen van milieu en volksgezondheid zwaarder wegen dan de financiële belangen van appellante. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten worden niet vergoed.