ECLI:NL:CBB:2020:945
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel onder de Meststoffenwet en de Nitraatrichtlijn
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 december 2020, zaaknummer 18/2963, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel onder de Meststoffenwet (Msw) centraal. Appellante, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 9.318 kg. Dit besluit is gebaseerd op artikel 23, derde lid, van de Msw, dat de minister verplicht om het fosfaatrecht vast te stellen in overeenstemming met de geregistreerde dieraantallen op een bepaalde peildatum. Appellante betwist de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel en stelt dat het stelsel in strijd is met de Nitraatrichtlijn en leidt tot ongeoorloofde staatssteun.
De rechtbank overweegt dat het College in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met de Nitraatrichtlijn en noodzakelijk is voor het behalen van milieudoelstellingen. Appellante heeft niet aangetoond dat het stelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. De bewijslast ligt bij appellante, en zij heeft geen financiële gegevens overgelegd die haar stelling onderbouwen. Het College concludeert dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP).
Uiteindelijk verklaart het College het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 december 2020, en de voorzitter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.