ECLI:NL:CBB:2021:1069

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
21/600
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor de TVL-subsidie op basis van SBI-code en bedrijfsomschrijving

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 14 december 2021, zaaknummer 21/600, is het beroep van appellante, een B.V. die een aanvraag voor de TVL-subsidie had ingediend, ongegrond verklaard. De aanvraag was afgewezen omdat de SBI-code die op de peildatum van 15 maart 2020 in het handelsregister stond geregistreerd, niet was opgenomen in de bijlage bij de TVL. De bedrijfsomschrijving van appellante, die betrekking had op detailhandel via internet in kleding en modeartikelen, kon niet worden gekoppeld aan een SBI-code die wel in de bijlage was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder geen rekening hoefde te houden met wijzigingen in het handelsregister die na de peildatum waren doorgevoerd.

Appellante voerde aan dat de SBI-code 47.71.3, die betrekking heeft op winkels in bovenkleding en modeartikelen, wel van toepassing was op haar feitelijke bedrijfsactiviteiten. Echter, het College oordeelde dat de TVL geen ruimte biedt om rekening te houden met de feitelijke bedrijfsactiviteiten en dat de enkele omstandigheid dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de TVL, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van onevenredige besluitvorming. Het College concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/600

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: J. Chaara),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. S. van Rijn).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder (voorheen de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) de aanvraag van appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2021. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 47.91.4 (Detailhandel via internet in kleding en modeartikelen) opgenomen en als bedrijfsomschrijving “detailhandel via internet in kleding en mode-artikelen”.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-code waarmee appellante op de peildatum van 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister van de KvK niet is opgenomen in de bijlage bij de TVL. In bezwaar heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat met een latere aanpassing van de activiteitenomschrijving en de op basis daarvan toegevoegde SBI-code geen rekening kan worden gehouden. In bezwaar heeft verweerder ook onderzocht of met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL een uitzondering kon worden gemaakt. De bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 (“detailhandel via internet in kleding en mode-artikelen”) kan volgens verweerder echter niet worden gekoppeld aan SBI-code 47.71.3 (Winkels in bovenkleding en modeartikelen (algemeen assortiment)), die wel in de bijlage bij de TVL is opgenomen en volgens appellante past bij haar feitelijke bedrijfsactiviteiten.
Standpunt appellante
4. Appellante voert aan dat verweerder een onjuiste toepassing geeft aan de TVL door bij de beoordeling van de aanvraag ten onrechte niet uit te gaan van de SBI-code 47.71.3 (Winkels in bovenkleding en modeartikelen (algemeen assortiment)). Deze SBI-code past bij de feitelijke werkzaamheden van appellante, namelijk het drijven van een fysieke kledingwinkel. Het is evident dat zij dit doet. Ook in de notariële oprichtingsakte van appellante uit 2014 staat als eerste activiteit vermeld dat zij zich bezighoudt met het exploiteren van een of meer kledingzaken. Appellante zou dus, ook gezien haar omzetverlies van 56% zoals blijkt uit de specificatie van de omzet uit de jaarrekening 2020, in aanmerking moeten komen voor de TVL. Verder merkt appellante op dat het niet de bedoeling is, noch kan zijn geweest, dat geen recht wordt toegekend aan de feitelijke situatie. De staatssecretaris heeft dat ook onderkend in haar voortgangsrapportage TVL van 22 maart 2021. Daarnaast verwijst appellante naar de brief van de staatssecretaris van 16 maart 2021 aan de Tweede Kamer. Tot slot is er volgens appellante geen rechtvaardiging waarom zij niet met terugwerkende kracht in aanmerking zou kunnen komen voor de TVL.
Beoordeling door het College
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderneming op de peildatum van 15 maart 2020 niet stond ingeschreven met de SBI-code 47.71.3. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen (al dan niet met terugwerkende kracht) die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat de bedrijfsomschrijving op 15 maart 2020 (“detailhandel via internet in kleding en mode-artikelen”) niet met toepassing van artikel 2, derde lid, van de TVL kan worden gekoppeld aan SBI-code 47.71.3 (Winkels in bovenkleding en modeartikelen (algemeen assortiment)), die wel in de bijlage bij de TVL is opgenomen en volgens appellante past bij haar feitelijke bedrijfsactiviteiten.
6. Zoals het College in haar uitspraak van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521) heeft overwogen, biedt de TVL geen ruimte om rekening te houden met de feitelijke bedrijfsactiviteiten. Naar het oordeel van het College heeft verweerder in de door appellante aangevoerde omstandigheden dus geen aanleiding hoeven zien om op dit punt af te wijken van de TVL. Ook de door appellante aangedragen stukken van de staatssecretaris geven daartoe geen aanleiding. De enkele omstandigheid dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden van de TVL is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van onevenredige besluitvorming. Dat sprake is van een zeer uitzonderlijk geval, waarin het besluit onevenredig nadelig uitpakt, is niet onderbouwd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. M.H. van Kersbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.
De voorzitter en griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1 De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2 De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3 In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”
Handelsregisterwet 2007 (Hrw)
Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Hrw doen de daartoe verplichte personen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb)
Op grond van artikel 11, aanhef en onder b, van het Hrb wordt in het handelsregister over een onderneming opgenomen een korte aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten.