ECLI:NL:CBB:2021:1097

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
21/178
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in COVID-19 tegemoetkoming

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 december 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De appellante had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19, welke aanvraag op 8 juli 2020 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door de minister op 23 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

Tijdens de zitting op 13 december 2021 heeft de appellante, vertegenwoordigd door R.J. Reinders, aangevoerd dat de stichting die de aanvraag indiende, werd bestuurd door vrijwilligers en dat door een bestuurswisseling en ziekenhuisopnames van de voorzitter het bezwaarschrift niet tijdig kon worden ingediend. Het College heeft echter geoordeeld dat de stichting nog een bevoegd bestuurslid had en dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. De omstandigheden die door de appellante zijn aangevoerd, zoals de zorgen om haar eigen bedrijf, werden niet als voldoende bijzonder beschouwd om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Het College heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 december 2021, door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels en mr. S. van Rijn).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. Namens appellante is verschenen R.J. Reinders. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt. Verweerder heeft appellante gevraagd naar de reden voor deze termijnoverschrijding, maar zij heeft daar niet op gereageerd. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar geacht.
Vaststaat dat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de bezwaartermijn van zes weken. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, zo staat in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College moet dus beoordelen of verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat er geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding.
Namens appellante is aangevoerd dat de stichting wordt bestuurd door vrijwilligers. Vanwege een bestuurswisseling bestond het bestuur nog maar uit een voorzitter en een penningmeester/secretaris. De voorzitter was verantwoordelijk voor het indienen van het bezwaarschrift. Door meerdere (onverwachte) ziekenhuisopnames heeft hij het bezwaarschrift niet tijdig kunnen indienen. Tijdens de zitting heeft de voorzitter toegelicht dat hij het andere bestuurslid heeft gevraagd het bezwaarschrift in te dienen. Zij is er niet in geslaagd dat op tijd te doen, in verband met de moeilijke situatie waarin haar eigen bedrijf op dat moment vanwege de coronamaatregelen verkeerde.
Het College is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder noch het College twijfelt eraan dat de voorzitter van de stichting te maken heeft gehad met ernstige gezondheidsklachten, waardoor hij niet in staat was het bezwaarschrift (tijdig) in te dienen. Verweerder heeft echter van doorslaggevend belang mogen achten dat de stichting nog een bevoegd bestuurslid heeft en dat zij wel in de gelegenheid was tijdig bezwaar te maken. De tijdens de zitting naar voren gebrachte omstandigheid dat zij daar niet in is geslaagd vanwege de zorgen om haar eigen bedrijf, is niet een zodanig bijzondere dat verweerder daarom de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten. Dit is immers iets waar veel ondernemers op dat moment mee te maken hadden.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.