Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2021 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Regeling
Feiten
Besluitvorming van verweerder
Appellante voert voorts aan dat de Regeling voor haar materieel niet voorzienbaar was, omdat de Regeling in strijd is met Europees en nationaal beleid dat biologische melkveehouderijen juist erkent, classificeert en stimuleert en nationaal beleid dat kringlooplandbouw stimuleert. De productiebeperkende maatregelen treffen voorts grondgebonden kringlooplandbouwbedrijven in het bijzonder, omdat het hen verboden wordt om voldoende mest voor eigen gebruik te produceren.
Appellante voert tenslotte aan dat zij zich als gevolg van de Regeling in een precaire financiële situatie bevindt en zij als biologische melkveehouder op geen enkele manier ontlast wordt door de knelgevallenregeling. Zij heeft investeringen gedaan in de bouw van een nieuwe stal en zij beschikte voorts tijdig over alle daarvoor benodigde vergunningen, maar zij kon de stal niet volledig vullen doordat er niet of nauwelijks biologisch vee op de markt beschikbaar was. Daarnaast is omschakeling naar alternatieven vanwege de biologische bedrijfsvoering kansloos. Verder was vanaf eind 2013 sprake van ernstige fysieke klachten bij maat [naam 2] . Om de bedrijfsvoering enigszins op peil te houden heeft appellante bedrijfshulp moeten inschakelen en deze ziekte heeft eveneens de ontwikkeling van het bedrijf beperkt. Vanwege de ziekte van [naam 2] heeft appellante besloten om volledig om te schakelen naar een biologische melkveehouderij en het houden van schapen af te stoten. Het houden van melkvee is namelijk minder arbeidsintensief dan het houden van schapen. Als gevolg van de ziekte - waardoor minder dieren zijn aangehouden -, de omschakeling naar een biologische melkveehouderij en de bouw van de stal die hiermee samenhangt, was het dieraantal op de peildatum niet representatief. Hieraan is verweerder volgens appellante ten onrechte voorbij gegaan. Appellante verwijst ter onderbouwing van haar betoog naar de financiële rapportages van Admin Agras en Alfa accountants en adviseurs.
niet-ontvankelijk is verklaard. Tegen dit besluit op bezwaar is geen rechtsmiddel aangewend. Daarmee is die procedure tot een einde gekomen. Nu de onderhavige procedure is aangevangen met het door appellante gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit, dient voor de aanvangsdatum van de redelijke termijn te worden uitgegaan van de ontvangstdatum van dat bezwaar.
Slotsom
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.