ECLI:NL:CBB:2021:415
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- A.W.C.M. van Emmerik
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het fosfaatrechtenstelsel en de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 april 2021, zaaknummer 19/1740, staat de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel voor opfokbedrijven centraal. Appellant, een veehouder uit [plaats 1], had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 14 juli 2018 het fosfaatrecht vastgesteld op 0 kg, omdat appellant op de peildatum van 2 juli 2015 geen melkvee had. Appellant stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat het een individuele en buitensporige last op hem legde. Hij voerde aan dat de afvoer van jongvee en de beëindiging van de opfokovereenkomst met zijn opdrachtgever bijzondere omstandigheden waren die in aanmerking genomen moesten worden bij de vaststelling van zijn fosfaatrecht.
Het College oordeelde dat de knelgevallenregeling correct was toegepast en dat de bouwwerkzaamheden zich niet vóór de peildatum hadden voorgedaan. Het College concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last op hem legde. Wel werd geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van in totaal €1000,-, waarvan €667,- door de verweerder en €333,- door de Staat aan appellant moest worden betaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden binnen het kader van de Meststoffenwet.