ECLI:NL:CBB:2021:444
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 april 2021, zaaknummer 19/1897, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht is vastgesteld op 7.150 kg. De minister baseerde deze vaststelling op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP), omdat het haar dwingt om runderen af te stoten en haar eigendomsrecht aantast. Ze stelde dat de investeringen die zij had gedaan voor de uitbreiding van haar bedrijf, niet navolgbaar waren gezien de omstandigheden rondom de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende maatregelen.
Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College benadrukte dat de investeringsbeslissingen van appellante, genomen in de periode van oktober 2013 tot begin 2015, niet navolgbaar zijn in het licht van de verwachte maatregelen die voortvloeiden uit de afschaffing van het melkquotum. De omstandigheid dat appellante haar nieuwe stal niet vol kon zetten vanwege het melkquotum, werd gezien als een ondernemersrisico dat voor haar rekening komt. Het College concludeerde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.