10.3Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat appellante artikel 2.17, tweede lid, van het Besluit heeft overtreden. Vanwege die overtreding was de minister bevoegd om appellante een boete op te leggen.
11. Het College stelt vast dat appellante niet opkomt tegen de overweging van de rechtbank dat appellante heeft erkend dat dertien dieren niet permanent over drinkwater konden beschikken. De minister heeft dan ook terecht vastgesteld dat appellante artikel 2.26, tweede lid, van het Besluit heeft overtreden. Daarin is bepaald dat varkens ouder dan twee weken permanent beschikken over voldoende vers water. Dit betekent dat de minister bevoegd was om een boete op te leggen voor deze overtreding. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
12. Appellante komt wel op tegen de overweging van de rechtbank dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de risico’s of de gevolgen van deze overtreding voor het dierenwelzijn gering waren of ontbraken. De rechtbank is, door aldus te overwegen, ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat uit het rapport van bevindingen niet blijkt dat deze dieren ten tijde van de inspectie in een slechte gezondheid verkeerden. Appellante heeft in dit verband in het aanvullende hogerberoepschrift van 8 oktober 2019 een aan haar gemachtigde gerichte e-mail van haar dierenarts van 3 oktober 2019 overgelegd, waarin het standpunt van appellante wordt onderschreven. In deze e-mail schrijft de dierenarts dat de gezondheid van de varkens niet wordt benadeeld als deze gedurende enkele uren geen water krijgen, als zij de rest van de dag voldoende water krijgen. Gesteld noch gebleken is dat het welzijn van de dieren negatief is beïnvloed, aldus appellante. Appellante stelt zich op het standpunt dat het aan de minister is om aan te tonen dat de risico’s of gevolgen van de overtreding voor het dierenwelzijn in het geding waren. Dat de dieren onrustig werden op het moment dat zij weer water kregen, zoals de toezichthouders in het rapport van bevindingen hebben geconstateerd, heeft volgens appellante niets te maken met het niet hebben van water in de troggen, maar met de aanwezigheid van vreemden in de ruimte. Appellante heeft bovendien geen enkel belang om haar dieren gedurende langere tijd water te onthouden. Zij houdt beroepsmatig varkens en het gedurende lange tijd geen of onvoldoende water verstrekken aan haar dieren, zou hun gezondheid, gewicht en dergelijke nadelig beïnvloeden, hetgeen ertoe leidt dat haar dieren minder geld zouden opbrengen. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat zij na de controle direct maatregelen heeft genomen om herhaling te voorkomen, stelt appellante dat de overtreding kan worden aangemerkt als gering als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit handhaving, hetgeen ertoe moet leiden dat het opgelegde boetebedrag wordt gematigd tot € 750,-.
13. De minister voert aan dat uit het rapport van bevindingen duidelijk blijkt dat de varkens pas onrustig werden nadat handmatig de kraan aan het einde van de stal werd opengedraaid. Ook zagen de toezichthouders dat de varkens één voor één hun snuit in de trog staken en het water opslurpten. Met betrekking tot de e-mail van de dierenarts heeft de minister gesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat de varkens de rest van de dag wel voldoende water hebben gekregen. Daarnaast heeft de dierenarts zich alleen uitgelaten over de gezondheid en niet over het welzijn van de dieren. Volgens de minister is het welzijn van de dieren wel degelijk benadeeld. Tot de zorg die dieren nodig hebben, wordt in elk geval gerekend dat de dieren zijn gevrijwaard van dorst. Dorst is een onplezierige sensatie voor een dier. Voldoende schoon drinkwater is dus één van de basisvoorwaarden voor een goede verzorging van alle dieren. Daarbij komt dat het (permanent) beschikken over voldoende vers drinkwater essentieel is voor een goede gezondheid en energiehuishouding. De minister wijst erop dat het gedurende enkele uren niet kunnen beschikken over water, invloed heeft op het spijsverterings- en afweersysteem. Dieren zullen daardoor minder voer opnemen en de groei wordt vertraagd. Bovendien zorgt het voor chronische stress bij dieren. Toegang tot drinkwater is daarom essentieel voor goed dierenwelzijn, aldus de minister. Om deze reden is volgens de minister geen sprake van een geringe overtreding in de zin van artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit handhaving, omdat de dieren in hun welzijn zijn benadeeld en nergens uit blijkt dat de risico’s of de gevolgen gering waren of ontbraken.