ECLI:NL:CBB:2021:480
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor melkveehouders
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stille Maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante, die een vleesvarkens- en melkveebedrijf exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht op 7.938 kg, zoals vastgesteld door de minister op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in haar geval een individuele en buitensporige last oplegt, omdat zij door een ruilovereenkomst en de daaropvolgende vertraging in de levering van een nieuw melkveebedrijf niet het aantal vergunde dieren kon houden op de peildatum van 2 juli 2015. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het College concludeerde dat appellante zelf verantwoordelijk is voor haar investeringsbeslissingen en dat de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel niet als een buitensporige last kunnen worden aangemerkt. De beslissing van de minister om het bezwaar van appellante ongegrond te verklaren werd dan ook bevestigd.