ECLI:NL:CBB:2021:50
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W.C.M. van Emmerik
- T. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling onder Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een melkveehouderij tegen de vaststelling van het fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, die in 2011 plannen had opgevat voor een aanzienlijke uitbreiding van haar bedrijf, had in 2011 en 2012 vergunningen aangevraagd en een financieringsovereenkomst gesloten. Echter, de uitvoering van deze plannen begon pas in 2013 met de bouw van een nieuwe stal. Het College oordeelde dat de investeringen, gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen, niet navolgbaar waren. De keuze voor een duurzame stal werd als een ondernemerskeuze beschouwd, waarvan de hogere kosten voor risico van de appellante zijn.
Het College concludeerde dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde. De argumenten van de appellante, waaronder de stelling dat het fosfaatrechtenstelsel onvoldoende grondslag biedt en dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun, werden verworpen. Het College benadrukte dat de beslissingen van melkveehouders om te investeren in hun bedrijf risico's met zich meebrengen en dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De bescherming van het milieu en de volksgezondheid, evenals de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn, wogen in dit geval zwaarder dan de belangen van de appellante.
Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.