ECLI:NL:CBB:2021:541
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrecht en individuele en buitensporige last in de melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] (appellante) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder) over het fosfaatrecht. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht op basis van de Meststoffenwet, waarbij verweerder het fosfaatrecht op 9.103 kg had vastgesteld. Appellante stelde dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel, vooral omdat zij investeringen had gedaan om haar bedrijf uit te breiden door de overname van een buurbedrijf. Het College oordeelde echter dat appellante haar bedrijf feitelijk had uitgebreid en dat de investeringen niet navolgbaar waren gezien de afschaffing van het melkquotum en de daarmee samenhangende maatregelen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat het College van oordeel was dat appellante niet in een vergelijkbare situatie verkeerde als de in de door haar aangehaalde uitspraak. Het College concludeerde dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen sprake was van een schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.