ECLI:NL:CBB:2021:542
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W.C.M. van Emmerik
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de status van een doorstart van een melkveebedrijf
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021, zaaknummer 20/181, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een vennootschap onder firma, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 5.216 kg. De minister heeft dit besluit genomen op basis van artikel 23 van de Meststoffenwet (Msw), waarbij hij oordeelt dat appellante geen nieuw gestart bedrijf is, maar een doorstart van een eerder beëindigd melkveebedrijf. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt, vooral omdat zij voor de peildatum van 2 juli 2015 investeringen heeft gedaan zonder over de benodigde vergunningen te beschikken. Het College volgt de minister in zijn standpunt dat de appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor de startersregeling, zoals vastgelegd in artikel 72 van het Uitvoeringsbesluit Msw. De uitspraak benadrukt dat de lasten van het fosfaatrechtenstelsel niet automatisch als buitensporig worden aangemerkt en dat ondernemersrisico's voor rekening van de melkveehouder komen. Het College concludeert dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellante, en verklaart het beroep ongegrond.