In deze zaak heeft appellante, een agrarische onderneming, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op het fosfaatrecht. Het primaire besluit, genomen op 12 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellante vast. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 20 februari 2018, heeft verweerder op 30 april 2020 een vervangingsbesluit genomen, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken en het fosfaatrecht opnieuw werd vastgesteld. Appellante trok haar beroep in op 3 juli 2020, maar verzocht tegelijkertijd om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en vergoeding van proceskosten. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met drie maanden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 801,- bedroegen, inclusief het betaalde griffierecht van € 345,-. De uitspraak werd gedaan op 1 juni 2021.