Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaken tussen
[naam BV] , te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Appellante voert verder aan dat het om een centrale voorziening voor het verwarmen van appartementen gaat; het betreft dus geen voorziening in een woonhuis in traditionele zin. Ook wijst appelante erop dat in de Energielijst 2019 en de Energielijst 2020 bij de warmtepomp is vermeld dat deze mag worden benut voor het collectief verwarmen van woningen. Appellante is er tijdens een telefoongesprek met RVO naar aanleiding van de afwijzingen op gewezen dat het collectief verwarmen van woningen met een centrale voorziening een uitzondering vormt op het bepaalde in artikel 3.45, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet IB 2001. De door verweerder gehanteerde afwijzingsgrond is daarom niet valide omdat volgens diezelfde redenering de installatie van een warmtepomp ten behoeve van het centraal verwarmen van woningen eveneens in strijd zou zijn met de hiervoor genoemde bepaling.