ECLI:NL:CBB:2021:586
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Invordering van verbeurde dwangsom wegens taxivervoer zonder vergunning op de Amsterdamse opstapmarkt
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant, die geen Taxxxivergunning had, werd geconfronteerd met de invordering van een verbeurde dwangsom van € 5.550,-. Dit bedrag was opgelegd wegens het aanbieden van taxivervoer op de Amsterdamse opstapmarkt zonder de vereiste vergunning. De appellant had eerder een last onder dwangsom opgelegd gekregen, maar stelde dat de bevoegdheid tot invordering was verjaard. Het College oordeelde dat de last onder dwangsom niet aan een termijn was gebonden en dat de appellant op 9 oktober 2019 opnieuw taxivervoer had aangeboden zonder vergunning. De appellant voerde aan dat hij op de illegale opstapplaats stond om een telefoongesprek te voeren en dat hij niet bekend was met de illegale status van de locatie. Het College oordeelde echter dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij daar niet taxivervoer aanbood. De rechtbank concludeerde dat de invordering van de dwangsom rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.