ECLI:NL:CBB:2021:595

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
21/84
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van subsidie op basis van SBI-code voor historische zeilvaart onder de TVL-regeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 juni 2021, zaaknummer 21/84, staat de toekenning van een subsidie op basis van de TVL-regeling centraal. Appellante, een onderneming die zich bezighoudt met het organiseren van zeilevenementen, had een subsidie aangevraagd die was toegekend op basis van SBI-code 93.15.2. Dit besluit werd echter door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat in een eerder besluit ongegrond verklaard, omdat de SBI-code 50.30 (passagiersvaart en veerdiensten) niet geregistreerd was op de peildatum van 15 maart 2020.

Tijdens de zitting op 30 april 2021 heeft appellante betoogd dat de feitelijke activiteiten van haar onderneming, die onder andere het organiseren van zeiltochten omvatten, wel degelijk onder de SBI-code 50.30 vallen. Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten voldoende aanknopingspunten biedt voor de SBI-code 50.30, ondanks dat deze code op de peildatum niet geregistreerd was. Het College oordeelt dat verweerder ten onrechte niet de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante in zijn beoordeling heeft betrokken, en dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de subsidie aan appellante moet worden verstrekt op basis van SBI-code 50.30, met een forfaitair percentage van 43% van de omzet. Tevens is bepaald dat het door appellante betaalde griffierecht vergoed moet worden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke bedrijfsactiviteiten bij de beoordeling van subsidieaanvragen onder de TVL-regeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/84

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen

[naam VOF] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: B. van den Broeke),
en

de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. J.J. Scholtes en mr. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) een subsidie toegekend van € 7.967,73.
Bij besluit van 7 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Namens appellante zijn verschenen [naam 1] , [naam 2] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
2. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de TVL.
3. Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes 93.15.2 (Roei-, kano-, zeil- en surfsport e.d.) en 56.21 (Eventcatering) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘het organiseren van zeilevenementen waaronder zeiltochten, catering/horeca en walactiviteiten’.
4. Verweerder is bij de verlening van de subsidie uitgegaan van de onder SBI-code 93.15.2 vallende activiteiten, waarbij de omvang van de vaste lasten forfaitair op 34% van de omzet is vastgesteld. In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat de registratie in het handelsregister op de peildatum leidend is voor de bepaling van welke SBI-code moet worden uitgegaan. Omdat de SBIcode 50.30 (passagiersvaart en veerdiensten), die volgens appellante past bij haar feitelijke activiteiten, op de peildatum niet is geregistreerd, hanteert verweerder die niet voor het bepalen van de hoogte van de subsidie. Dat de wel gehanteerde SBI-code 93.15.2 niet aansluit bij de feitelijke hoofdactiviteiten van de onderneming, maakt dit volgens verweerder niet anders. Ter zitting heeft verweerder hier nog aan toegevoegd dat de omschrijving van de bedrijfsactiviteiten op de peildatum geen aanknopingspunten biedt om de tegemoetkoming te baseren op SBI-code 50.30.
Standpunt appellante
5. Appellante heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van de SBI-code 93.15.2. De beschrijving van de activiteiten (het organiseren van zeilevenementen waaronder zeiltochten, catering/horeca en walactiviteiten) bij de inschrijving in het handelsregister van de KvK in 1998 is correct, echter de bijbehorende SBI-code niet. De feitelijke hoofdactiviteit van appellante bestaat uit het organiseren van zeiltochten voor één of meer dagen op het IJsselmeer inclusief slaapcabines en eventueel catering met de authentieke tweemast klipper Korevaer. Andere chartervaartbedrijven die eveneens passagierstochten organiseren, komen wel in aanmerking voor TVL op basis van de SBI-code 50.30 en de daarbij horende forfaitaire omvang van de vaste lasten van 43%. Verweerder heeft dan ook in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel.
Beoordeling door het College
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de SBI-code 50.30 op de peildatum 15 maart 2020 niet in het handelsregister vermeld stond.
7. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bedrijfsomschrijving ‘het organiseren van zeilevenementen waaronder zeiltochten, catering/horeca en walactiviteiten’ onvoldoende aansluit bij de SBI-code 50.30 (passagiersvaart en veerdiensten), zodat appellant op grond van de in artikel 2, derde lid, van de TVL opgenomen maatwerkprocedure niet in aanmerking komt voor het subsidiebedrag dat hoort bij SBI-code 50.30.
8. Het College volgt verweerder niet in dit standpunt. Uit de bedrijfsomschrijving blijkt dat de activiteiten van de onderneming bestaan uit het organiseren van zeiltochten in combinatie met catering/horeca. Daaruit blijkt naar het oordeel van het College voldoende dat het om zeiltochten gaat waarbij passagiers worden vervoerd. De onderneming van appellante kan daardoor worden geschaard onder de noemer passagiersvaart. De bedrijfsomschrijving biedt dan ook, anders dan verweerder stelt, aanknopingspunten voor de daarbij passende SBIcode 50.30.
9. Daarbij komt dat appellante met de Korevaer actief is in de historische zeilvaart. In de brief van de staatssecretaris van 17 februari 2021, genaamd ‘Aanvullende steunregeling voor de bruine vloot’ (Kamerstukken II, vergaderjaar 2020-2021, 35420, nr. 231)), is op pagina 2 vermeld dat het voor ondernemers die bezwaar hebben aangetekend voor de periode TVL 1 (Q3) en TVL Q4 mogelijk wordt om TVL te krijgen op basis van hun feitelijke hoofdactiviteit op 15 maart 2020. Aangezien appellante met de Korevaer onderdeel uitmaakt van de bruine vloot en zij bezwaar heeft aangetekend voor de periode TVL 1 (Q3), heeft verweerder ten onrechte niet (ook) de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante in zijn oordeel betrokken.
10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bestreden besluit in strijd met artikel 2, derde lid, van de TVL, tot stand is gekomen.
11. Het beroep is gegrond en het College vernietigt het bestreden besluit. Het College ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Het College zal daarbij het primaire besluit herroepen en bepalen dat de subsidie aan appellante dient te worden verstrekt op basis van SBI-code 50.30, waarbij een forfaitair vastgesteld percentage geldt van 43% van de omzet.
12. Niet is gebleken dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Wel dient verweerder het door appellante betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat de tegemoetkoming aan appellante dient te worden verstrekt op basis van de SBI-code 50.30, waarbij een forfaitair vastgesteld percentage geldt van 43% van de omzet en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan appellante te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. H.S.J. Albers en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen

BIJLAGE

Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Op grond van artikel 1 van de TVL wordt verstaan onder:
“(…)
- MKB-onderneming: in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, niet zijnde een overheidsbedrijf, die een kleine onderneming of middelgrote onderneming is in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
- getroffen MKB-onderneming: MKB-onderneming die voldoet aan artikel 2, tweede lid, onderdelen c, d en e; en onder
(…)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”
In de bijlage bij de TVL vermeldt de eerste kolom de omschrijving van de activiteit, de tweede kolom de SBI(Standaard Bedrijfsindeling)-code, de derde kolom (in een beperkt aantal gevallen) een nadere clausulering en de vierde kolom de (forfaitaire) verhouding tussen vaste kosten en omzet in procenten (variërend van 4% tot 72%).
Bij “Roei- kano zeil- en surfsport e.d.”, SBI-code 93.15.2, is vermeld 34%.
Bij “Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten”, SBI-code 50.30, is vermeld 43%