In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante, een maatschap, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een randvoorwaardenkorting van 20% die aan appellante was opgelegd op de rechtstreekse betalingen voor het jaar 2018, vanwege het (opzettelijk) niet-naleven van de verplichting om geen verboden lichamelijke ingrepen bij dieren te verrichten. De appellante heeft tegen het besluit van de minister bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 maart 2021 heeft het College het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven een herziene beslissing op bezwaar te nemen. Dit leidde tot een vervangingsbesluit op 7 april 2021, waarin de minister het eerdere besluit herroept en de randvoorwaardenkorting voor 2018 vervalt. Het College oordeelt dat de minister hiermee volledig aan appellante tegemoet is gekomen. Appellante heeft echter verzocht om schadevergoeding voor de stress en de kosten die het bestreden besluit met zich meebracht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het niet onderbouwd was.
Het College heeft uiteindelijk het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van het vervangingsbesluit. Wel is bepaald dat het door appellante betaalde griffierecht van € 345,- aan haar wordt vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat de uitspraak te ondertekenen.