In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. De appellante, een maatschap, had eerder beroep ingesteld tegen besluiten van de minister die het fosfaatrecht vaststelden op basis van de Meststoffenwet. Na een eerdere uitspraak van het College op 24 december 2019, waarin het College oordeelde dat het fosfaatrecht onjuist was vastgesteld, heeft de minister het fosfaatrecht opnieuw vastgesteld. De appellante stelde dat de berekening van het fosfaatrecht onjuist was en dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last op haar legde. Het College oordeelde echter dat de minister het fosfaatrecht correct had vastgesteld en dat de beroepsgrond van appellante faalde. Daarnaast heeft het College het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, waarbij het College oordeelde dat de overschrijding volledig aan de minister was toe te rekenen. De appellante kreeg een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen en de proceskosten werden vastgesteld op € 267,-.