ECLI:NL:CBB:2021:627
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 juni 2021, zaaknummer 20/183, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die op 13 januari 2018 het fosfaatrecht van appellante heeft vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat het een individuele en buitensporige last op haar legt. Ze verwijst naar onomkeerbare investeringen die zij heeft gedaan in haar bedrijf en de ziekte van een vennoot die haar bedrijfsvoering heeft beïnvloed.
Het College overweegt dat de minister het fosfaatrecht van appellante heeft vastgesteld op basis van het aantal dieren dat op de peildatum op haar bedrijf aanwezig was, en dat de investeringen die appellante heeft gedaan niet navolgbaar zijn gezien de afschaffing van het melkquotum en de te verwachten maatregelen. Het College concludeert dat appellante, gezien de omstandigheden, een zekere mate van voorzichtigheid had moeten betrachten bij haar uitbreidingsplannen. De ziekte van de vennoot wordt niet als bijzondere omstandigheid erkend die de last van het fosfaatrechtenstelsel als buitensporig kan kwalificeren.
Uiteindelijk oordeelt het College dat het beroep ongegrond is en dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het recht op eigendom. De belangen van milieu en volksgezondheid wegen zwaarder dan de belangen van appellante. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 juni 2021.