In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een appellante met betrekking tot het fosfaatrecht. De appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van de minister die haar fosfaatrecht vaststelden op verschillende hoeveelheden. Na een reeks van besluiten, waarbij de minister op 11 mei 2021 een vervangingsbesluit nam dat volledig tegemoetkwam aan de appellante, werd het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard.
De appellante had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het College oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met afgerond 7 maanden, en dat de appellante recht had op een schadevergoeding van € 1.000,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 354,- en de proceskosten van de appellante tot een bedrag van € 1.122,-. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn.