In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in de procedure tussen appellanten, vertegenwoordigd door C. Zieleman, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het College constateert dat verweerder het bestreden besluit I niet langer handhaaft en dit heeft vervangen door het bestreden besluit II. Hierdoor is het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belang meer hebben bij een beoordeling van hun beroep.
Daarnaast hebben appellanten verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het College overweegt dat de redelijke termijn is aangevangen op 7 maart 2018 en dat deze op 15 december 2020 is overschreden met afgerond 9 maanden. Aangezien er geen factoren zijn die de overschrijding rechtvaardigen, hebben appellanten recht op € 1.000,- schadevergoeding. Het College oordeelt dat de overschrijding volledig aan verweerder is toe te rekenen, omdat de behandeling van het bezwaar meer dan een half jaar heeft geduurd, terwijl de behandeling van het beroep minder dan anderhalf jaar heeft geduurd.
Verder heeft het College bepaald dat verweerder het door appellanten betaalde griffierecht van € 345,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van appellanten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.122,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.