ECLI:NL:CBB:2021:869

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
21/112
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en afwijzing van subsidie op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 september 2021, zaaknummer 21/112, staat de toekenning van een subsidie op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) centraal. Appellante, een fysiotherapiepraktijk, had een subsidie van € 3.599,85 aangevraagd, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De reden voor de afwijzing was dat de SBI-code waaronder appellante op 15 maart 2020 was ingeschreven in het handelsregister niet in de bijlage bij de TVL was opgenomen. Appellante had later haar SBI-code aangepast naar een code die wel in de bijlage stond, maar deze wijziging was niet relevant voor de beoordeling, aangezien de peildatum 15 maart 2020 was.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2021 werd duidelijk dat de staatssecretaris de maatwerkprocedure had toegepast, maar tot de conclusie kwam dat appellante niet in aanmerking kwam voor de subsidie. De rechtbank oordeelde dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante niet relevant waren voor de toekenning van de subsidie, en dat de staatssecretaris geen rekening hoefde te houden met wijzigingen in het handelsregister na de peildatum. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van het College waarin werd vastgesteld dat de TVL geen ruimte biedt voor het meenemen van feitelijke bedrijfsactiviteiten.

Uiteindelijk werd het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de subsidie, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de SBI-code op de peildatum en de strikte toepassing van de regels rondom de TVL-subsidie.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2021 in de zaak tussen

[naam BV] , te [plaats] , appellante,

(gemachtigde: H.R. van Dellen)
en

de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Scholtes).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) een subsidie toegekend van € 3.599,85.
Bij besluit van 26 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedure
Appellante heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL.
3. Over de onderneming van appellante was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code [.......] (praktijk van fysiotherapeuten) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving “Fysiotherapiepraktijk”.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de SBI-code waarmee appellante op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister niet is opgenomen in de bijlage bij de TVL. Verweerder heeft de maatwerkprocedure in artikel 2, derde lid, van de TVL toegepast, maar is tot de conclusie gekomen dat dit appellante niet kan baten. Voor een geslaagd beroep op de maatwerkprocedure moet de bedrijfsomschrijving die op 15 maart 2020 geregistreerd stond in het handelsregister stroken met een SBI-code die in de bijlage van de TVL staat. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat uit de bedrijfsomschrijving niet blijkt dat appellante een sportschool exploiteert. Verweerder houdt geen rekening met na 15 maart 2020 aangepaste aanduidingen van activiteiten in het handelsregister. Verder geeft de TVL verweerder geen ruimte om op basis van feitelijke bedrijfsactiviteiten subsidie te verlenen. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van het College van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521), waarin het heeft geoordeeld dat de feitelijke bedrijfsactiviteiten niet hoeven te worden meegenomen. Dit wordt niet anders door de grote financiële gevolgen voor appellante.
Standpunt appellante
5. Appellante voert aan dat de SBI-code [.......] niet meer past bij haar bedrijfsactiviteiten. Haar hoofdactiviteit valt namelijk onder SBI-code [.......] (sportscholen). Daarom heeft de KvK in juli 2020 voor appellante deze SBI-code met terugwerkende kracht geregistreerd. Appellante stelt dan ook dat zij recht heeft op een TVL-subsidie behorend bij de SBI-code [.......] . Verweerder had uit de naam van het bedrijf kunnen afleiden dat appellante ook een sportschool exploiteert. Appellante wijst erop dat zij, als zij een startende onderneming was geweest, wel voor subsidie in aanmerking had kunnen komen.
Beoordeling door het College
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de SBI-code [.......] op de peildatum 15 maart 2020 niet in het handelsregister stond vermeld. Ook is niet in geschil dat de bedrijfsomschrijving van appellante geen aanknopingspunt biedt om aan te sluiten bij SBI-code [.......] .
7. Verweerder is terecht voorbij gegaan aan de feitelijke bedrijfsactiviteiten van appellante. Zoals het College in de uitspraak van 25 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:521) heeft overwogen, biedt de TVL ook geen ruimte om rekening te houden met feitelijke bedrijfsactiviteiten. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum van 15 maart 2020, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. Omdat appellante geen startende onderneming is, heeft verweerder ook terecht niet onderzocht of zij op grond van de Startersregeling voor subsidie in aanmerking kan komen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van T.S. García Bijvoet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2021.
w.g. B. Bastein w.g. T.S. García Bijvoet
BIJLAGE
Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL)
Artikel 2 van de TVL luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juni, juli, augustus en september van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
b. waarvan de uitkomst van de vermenigvuldiging van de omzet in de referentieperiode met de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de vierde kolom van de tabel in de bijlage, ten minste € 4.000 bedraagt;
c. die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven;
d. waarvan de hoofd- of nevenactiviteit, waaronder de MKB-onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister met de daarbij behorende code van de Standaard Bedrijfsindeling, in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage;
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
3. In afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel d, wordt subsidie verstrekt aan een MKB-onderneming indien uit de aanduiding van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de onderneming, waaronder de onderneming op 15 maart 2020 is ingeschreven in het handelsregister, ten genoegen van de minister blijkt dat de onderneming een hoofd- of nevenactiviteit uitvoert die in de bijlage is opgenomen, zoals in voorkomend geval nader geclausuleerd in derde kolom van de tabel in de bijlage.”