In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De BV had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de SBI-code waaronder de BV op de peildatum 15 maart 2020 was geregistreerd, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel stond. De BV stelde dat zij materieel voldeed aan de voorwaarden van een andere SBI-code, die inmiddels met terugwerkende kracht was opgenomen in het handelsregister. De BV voerde aan dat de afwijzing onredelijk was, omdat vergelijkbare bedrijven wel tegemoetkoming hadden ontvangen.
Het College overwoog dat de beoordeling van de aanvraag plaatsvond op basis van de geregistreerde bedrijfsomschrijving op de peildatum en niet op basis van feitelijke werkzaamheden of latere wijzigingen in het handelsregister. Het College concludeerde dat verweerder zijn beleid consistent had toegepast en dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep van de BV werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de registratie in het handelsregister en de toepassing van de Beleidsregel, waarbij de feitelijke activiteiten van een onderneming niet leidend zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor tegemoetkoming.