Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen
Melkveebedrijf [naam 1] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
,maten van appellante. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
niet-naleving. Het is sinds 2000 voor de houder verplicht alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken. Appellante heeft doelbewust niet toegelaten oormerken bij haar runderen aangebracht, terwijl zij wist of had moeten weten dat dit verboden is. Gelet daarop is er sprake van opzet. Verweerder heeft daarom een randvoorwaardenkorting opgelegd van 20%. De ernst en omvang van de overtreding vormen in dit geval geen rechtvaardiging voor een verlaging van de korting naar 15%.
31 december 1997 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd merk in elk oor, zo is bepaald in artikel 4 van Verordening 1760/2000. Deze beheerseis is in Nederland onder meer uitgewerkt in artikel 3.1, aanhef en onder a, en bijlage 3, punt 7.1 van de Uitvoeringsregeling (zoals die luidde ten tijde hier van belang). Daarin wordt onder meer verwezen naar de artikelen 8 en 12a van de Regeling identificatie en registratie van dieren (Regeling). Artikel 8 van de Regeling bepaalt, voor zover hier van belang, dat het merk waarmee runderen ingevolge artikel 4 van Verordening 1760/2000 worden geïdentificeerd, een oormerk is dat aan voldoet aan de eisen zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 911/2004 van de Commissie van 29 april 2004 en voor zover het rund in Nederland is geboren, aan de eisen, bedoeld in artikel 12a. In artikel 12a van de Regeling is – kort gezegd – bepaald dat het model van het merk is goedgekeurd door de minister, dat het merk afkomstig is van een door de minister geregistreerde leverancier en dat op het merk een door de minister afgegeven identificatiecode is aangebracht.
niet-naleving, omdat appellante de oormerken bij haar runderen doelbewust heeft aangebracht. Dat appellante met haar eigen oormerk een gemakkelijke herkenning van haar dieren wilde bewerkstelligen vormt weliswaar een verklaring voor haar handelwijze maar rechtvaardigt die handelwijze niet, terwijl dat evenmin afdoet aan de opzet.